Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Daarom spreekt de Heere, HEERE der heirscharen, de Machtige Israels: O wee! [78]Ik zal Mij troosten van Mijn wederpartijders. Ik zal Mij wreken [79]van Mijn vijanden. 78. Dat is, Ik zal wraak nemen van de Israelieten, mijne tegenpartijders en vijanden. Anders: Ik zal mij troosten door mijne vijanden. De zin is: Mijne vijanden, de Chaldeen en andere koningen der heidenen, zullen wraak doen en straffen mijn volk Israel, hetwelk dus vijandiglijk tegen mij rebelleert. Zodat troosten hier zoveel zou beduiden als door wraak zich geruststellen. Het is een menselijke wijze van spreken. Zie Deut.28:63, wat de Heere daar zegt. 79. Te weten, de boze Joden, die God daarom zijne vijanden noemt, omdat zij van Hem afgeweken en wederspannig tegen Hem geworden waren. Anders: door mijne vijanden; te weten de Chaldeen, gelijk straks tevoren.